De Gedachtevorm van het Opofferen, deel 4:
Rituelen en bijgeloof
Lucky charms
Een docent uit een tweede klas van een middelbare school zette een beertje op zijn bureau
en zei vlak voor het proefwerk voor de grap tegen zijn leerlingen, dat ze die even mochten
aaien als ze het proefwerk goed wilden maken. Een good luck aai over het kopje van
de beer. Hij had nooit verwacht dat elke leerling dat ding wilde aanraken. Er werd wel
om gelachen, maar niemand vond het flauwekul, niemand onthield zich van dit heidens
ritueel.
Een collega die haar huis al lang in de verkoop had staan en er maar niet van af kwam,
kreeg op een feest van een vriendin een klein beeldje van een heilige. Die moest ze in
haar tuin begraven en dan zou haar huis snel worden verkocht. Tot mijn stomme verbazing
werd hier door niemand lacherig op gereageerd. Baat het niet dan schaadt het niet,
is kennelijk de gedachte, en als het helpt dan is dat mooi meegenomen. Ze zei dank
je wel en ging die heilige in haar achtertuin begraven.
Mijn oma was katholiek. Als ze haar sleutel kwijt was, riep ze de heilige Antonius aan:
Antonius, Antonius, beste vrind, maak dat ik mijn sleutel weer vind. Als ze die sleutel
dan gevonden had, vergat ze niet om Antonius te bedanken. Als kind vond ik dit grappig.
Ook uit mijn eigen familie komt het oosterse bijgeloof dat je iemand een cent of een
stuiver moet betalen als je een scherp voorwerp cadeau krijgt, opdat het niet
tegen jou zal worden gebruikt. Je hebt het voorwerp dan niet gekregen maar zelf gekocht.
Toen ik een vlijmscherp koksmes van een van mijn kinderen
kreeg, heb ik een stuiver betaald. Je weet maar nooit en in mijn familie was dit gebruik.
Is dit nou intelligent gedrag van beschaafde mensen?
Moderne offers aan oude goden
Overal ter wereld worden heiligen, goden uit allerlei godsdiensten, maar ook oeroude goden
van het land en de hemelen aangeroepen. Uitroepen zitten in het taalgebruik, in de
cultuur, waardoor mensen die woorden gedachteloos kunnen gebruiken. Zowel in het
Oosten als in het Westen kunnen mensen uitroepen: O mijn god, dit kan toch niet waar zijn?
De aangehaalde voorbeelden tonen aan dat we soms oude gebruiken overnemen zonder dat we weten
waarom. Als je op onderzoek gaat naar oeroude tradities, kom je in veel gevallen
uit bij heidense offerrituelen.
Bij de invoering van de Christelijke feesten heeft Paus Gregorius gezegd dat de heidense
gebruiken niet plotseling uitgeroeid konden worden. Men moet de geslachte dieren niet
meer aan de Duivel offeren, maar ze tot Gods lof tot voedsel laten dienen.
Als het over mensenoffers gaat worden meestal alleen de Azteken aangehaald, maar het is
wel bekend dat dit heidense gebruik in alle delen van de wereld heeft plaatsgevonden.
Dus ook in Europa. De volgende informatie komt uit een oud folkloristisch
woordenboek van Nederland en Vlaanderen (K. ter Laan, 1949).
Offers waren oorspronkelijk bloedig, omdat een mens of een dier werd geofferd. Later
werd niet de maagd maar haar haarvlecht geofferd, of verving het broodoffer zoals de
duivekater het levende dier.
De oude Egyptenaren die arm waren offerden aan Isis en Osiris varkens van deeg, en in
de Katholieke kerk zijn er nog steeds offers van was. Bonifacius noemde als een van
de oeroude heidense misbruiken de afbeelding van een god of dier gemaakt van meel,
dat bij de offermaaltijd door de deelnemers werd opgegeten. Men zou er kracht aan
ontlenen en het eten van zulke wonderkoeken heeft lang bestaan.
Traditionele gelegenheidsbroden die op feestelijke dagen van het jaar worden gebakken,
vervangen het oorspronkelijke heidense offer. Pasen is een vruchtbaarheidsfeest
en een offerfeest.
Offers aan oude goden: gevlochten brood en duivekater
De haarvlechten van brood die met Pasen worden gebakken, gaan terug naar het oeroude
haarvlecht-offer, dat op zijn beurt weer het mensenoffer heeft vervangen.
De palmpaasstok is verbonden met oude vruchtbaarheidsrituelen, met het ontwaken of de
wederopstanding van de natuur. Die stok wordt in sommige streken een krakeling genoemd.
Het broodhaantje, broodzwaantje of de broodeend die aan de stok of dennetak hangt, vervangt het
levende dier als offer. In het oosten van het land werd soms
een kruis gebakken in een cirkelvormige krakeling, dat stond voor het zonnerad of de zon.
De acht-vormige krakeling zou een broodrad zijn,
die de beweging van de zon, de analemma, voorstelt.
Op de oude paasvuren werd de top vroeger bekroond met het zonnerad.
Stoppelhanen is de naam van het Achterhoekse en Twentse oogstfeest. Vroeger trok de boer
op de laatste dag van het rogge-inhalen naar het land met tinnen kannen vol jenever.
De haan is de vruchtbaarheidsdemon. De stoppelhaan werd geacht mee naar de schuur te
rijden in het laatste voer. De haan zou ook staan voor een oude vegetatie-demon.
In heidense tijden bracht men midden in de winter een offer voor de oogst van het volgend
jaar. Een zwarte kat, de duivelkater, werd levend begraven of verbrand als offer aan de
boze geesten. Later werd dit dierlijk offer door een broodoffer vervangen.
Een andere uitleg is dat de duivekater een beenderoffer in koekvorm is; het is zoet
brood, net als alle oude offerbroden. Ze worden gebakken rond de kortste dag van het
jaar, met Kerst en Nieuwjaar.
Palm, Palmpasen,
Eikoerei, eikoerei!
Wie weet nog wat eikoerei betekent? Het is een verzoek aan de god van het land om zich
uit medelijden over ons te ontfermen. Het oud-Hollandse woord hiervoor is erbarmen.
De onderliggende gedachte is dat zonder welwillendheid van de goden aan de mens niet zonder
meer een goede oogst gegund is. En als die goede oogst er wel is, moet een deel daarvan
uit dankbaarheid aan die goden worden afgestaan.
Palmpasen is Palmzondag, de zondag voor Pasen.
Het palmen van de akkers was het planten van gewijde palmtakjes van de buxus in
de akkers en velden, om zo de zegen van de goden van het land te verkrijgen. Ook als je
daar het Onze Vader bij zou bidden, is daarmee het ritueel niet omgetoverd tot een
Christelijk gebruik. De palm weert boze geesten af en met dat doel werd de buxus
gebruikt om een tuin of erf te beschermen. Het werd ook aan de wieg van een pasgeboren
baby vastgemaakt. Ook de taxis of venijnboom had die functie.
Weer anderen zien in de palmpaastak een kleine draagbare meiboom. Het planten van
de meiboom was een plechtige rite die de groeikracht van de natuur moest overbrengen
naar de menselijke samenleving. De ingewikkelde dansen rond de meiboom vinden nog steeds
plaats op het Engelse platteland. Aan een hoge paal zijn gekleurde linten vastgebonden,
en de dansers imiteren de bewegingen van de hemellichamen.
Kinderen trokken vroeger met hun palmpaasstok langs de huizen en zo brachten
onschuldige kinderen de lentezegen rond. In 1635 werd in Uitgeest het lopen en
zingen met de palm verboden, omdat men het herkende als een ketterse gewoonte, dus
heidens, niet Christelijk. De palmprocessie was in bepaalde streken een
ezelprocessie. In de Middeleeuwen werd in de palmoptocht een houten
ezel met een houten beeld van Jezus erop meegetrokken, voorstelling van de
intocht in Jeruzalem.
Het symbolisch eten van het lichaam van Christus en het drinken van zijn bloed in de
Katholieke kerk zijn niet anders dan heidense offerriten die via het bewerken van
heilige boeken aan de gelovigen zijn opgedrongen. Als je de onderliggende gedachtevormen
herkent, is het duidelijk dat die hosti een verkapt wonderkoekje is.
Dwergen en Belzebok
Volksgeloof rond kabouters, zoals de Ierse en IJslandse leprechauns zijn nog steeds bekend,
maar deze wezentjes hebben ook in Nederland ooit actief geleefd in het volksbewustzijn.
Men noemde hen aardmannetjes, kobolden of nachtwerkertjes, omdat ze in de nacht voor
de boer ploegden, voor de molenaar maalden en voor de timmerman zaagden. In Ierland zet
men een glas wijn voor hen weg, in Nederland was dat meestal een schoteltje met melk of een
zakje tabak.
Kabouters zijn volgens het folkloristisch woordenboek de demonen der aarde, vaak opgevat
als de goede huisgeesten uit de oud-heidense tijd.
In Belgisch Limburg werd een Belzebok, een lelijk beest met rode tong, scherpe
tanden en afschikwekkende ogen, ritueel aan een ketting door de straten geleid
door twee temmers op St. Niklaasavond. Tien tot twintig wildemannen riepen huilend
vooruit en zwaaiden met bijlen terwijl ze lawaai maakten met ketels, potten en zwepen
en door bellen te rinkelen.
Het maken van veel lawaai is bedoeld om de boze geesten te verjagen, net zoals het knallende
vuurwerk om het nieuwe jaar in te luiden die functie heeft.
In andere versie reed de Belzebok op een stokpaard met geitekop, drong met zijn
trawanten huizen binnen en zat achter de jonge meisjes aan.
Het was ooit gewoon op het platteland in Europa om hulp te vragen van de kerk wanneer
iemand bezeten leek te zijn of mensen werden getreiterd door plaaggeesten.
In Hoogwoud bestond een ritueel waarbij de pastoor onder het prevelen van heilige
bezweringen een monster met rode ogen aan een strohalm de deur uit leidde.
Al die tradities gaan terug naar oeroude goden waar mensen over de hele wereld
aan offerden. De herinnering zit in het land, in onze culturen, in ons taalgebruik, en
in ons collectieve geheugen. Het idee dat we de goden van hemel en aarde te vriend moeten
houden of omkopen om iets voor elkaar te krijgen,
is onder de oppervlakte van ons dagbewustzijn gedoken, maar zeker niet verdwenen.
Onderzoek: De gedachtevorm van het opofferen, deel 5:
Astrale contracten
Home
|