|
Loflied aan de Parel
Ook: Lofzang op de Spirit
Loflied aan de Mantel der Glorie
Juni 2011
Dit van oorsprong Syrische gedicht uit het begin van de derde eeuw is een van de oudste gnostische teksten
die bewaard zijn gebleven.
Voor mij is dit een beschrijving van de Reddingsmissie, de reis van Lichtwezens naar deze Virtuele Werkelijkheid.
Die oorspronkelijke missie is onderweg door velen vergeten.
Om deze - deels nogal vrije - vertaling te begrijpen moet de moderne lezer weten dat de
oude gnostici verwezen naar het incarneren in een lichaam in de Virtuele Werkelijkheid als
het afdalen naar Egypte; Egypte staat voor het fysieke lichaam of het leven in deze
corrupte Virtuele Werkelijkheid.
Loflied aan de Parel
Toen ik nog een klein kind was
woonde ik in het huis van mijn vader,
tevreden met de rijkdom en weldaad van mijn verzorging.
Mijn ouders, vanuit het Oosten,
zorgden voor mijn uitrusting
en stuurden mij op weg.
Uit de rijkdom van onze schatkist
namen zij overvloedig veel,
en gaven mij een lading mee -
enorm, en toch licht:
een lading die ik zelf kon dragen.
Goud, zilver, robijnen en agaat,
en diamant, dat sterker is dan ijzer.
Ze namen mijn stralende mantel weg,
die ze in hun liefde voor mij hadden geweven,
en het paarse gewaad dat mij op maat was gemaakt.
En ze maakten een afspraak met mij,
en schreven het in mijn hart,
opdat ik het niet zou vergeten:
"Wanneer jij afdaalt naar Egypte,
en ons die ene parel terugbrengt,
die zich bevindt in de zee
rond de zwaar ademende slang,
dan zal jij jouw stralende mantel weer aan doen
en jouw gewaad, dat jou zo goed past,
en met jouw broer, die samen met ons het rijk bestuurt,
zal jij erfgenaam worden van ons koninkrijk."
Ik vertrok uit het Oosten en ging op weg
en er gingen twee wachters met me mee,
want de weg was gevaarlijk en moeilijk
en ik was een jonge reiziger.
Ik passeerde de grens van Maishan,
waar de kooplui uit het Oosten elkaar ontmoeten,
en kwam aan in het land van Babel,
en betrad de muren van Sarbug.
Voor ik afdaalde naar Egypte,
namen mijn metgezellen afscheid van mij.
Recht op de slang ging ik af.
Ik woonde in zijn verblijfplaats,
wachtend tot hij zou dommelen en slapen,
en ik mijn parel van hem kon terugnemen.
En toen ik daar alleen was ver van huis,
en vervreemdde van mijn eigen familie,
kwam ik een medereiziger tegen,
geen slaaf, hij kwam ook uit het Oosten,
een vriendelijke jongeman.
Hij werd mijn beste vriend en partner
met wie ik mijn koopwaar deelde.
Ik waarschuwde hem voor de Egyptenaren,
en het gezelschap van de ondergedompelden.
En ik trok hun kleren aan,
opdat ze me niet weerzinwekkend zouden vinden,
want ik was uit het buitenland gekomen om de parel te pakken,
en de slang tegenover me te vinden.
Maar op de een of andere manier
ontdekten ze toch dat ik niet één van hen was,
en ze mengden hun verraad door mij heen:
ze gaven mij hun voedsel te eten.
Ik vergat wie mijn vader was,
en ik diende hun koning.
En ik vergat de parel
waarvoor mijn ouders me op weg hadden gestuurd,
en door de last van mijn onderdrukking
viel ik in een diepe slaap.
Dit alles wat mij overkwam
konden mijn ouders waarnemen,
en ze treurden om mij.
En in hun rijk werd omgeroepen
dat iedereen naar de poort moest komen:
de koningen en prinsen van Parthia,
en alle nobele mannen uit het Oosten.
En ze bedachten een plan om mij te redden,
zodat ik niet in Egypte zou achterblijven.
En ze schreven me een brief,
ondertekend door alle nobelen:
"Van uw vader, de Koning der Koningen,
en uw moeder, de Vrouwe van het Oosten,
en van uw Broeder, die naast ons staat,
aan jou, onze zoon, die in Egypte is: gegroet!
Herinner je waar je vandaan komt!
Zie de slavernij om je heen, die jij zelf bent gaan dienen!
Denk aan de parel,
waarvoor je naar Egypte bent gestuurd!
Denk aan je mantel,
herinner je jouw prachtige gewaad,
dat je weer zult dragen,
als jouw naam is opgelezen van de lijst der waardigen,
en je weer Thuis bent in ons rijk!"
Mijn brief is een brief
die de koning met zijn eigen rechterhand tekende,
om hem te beschermen tegen duisterlingen,
de kinderen van Babel,
en de woeste demonen van Sarbug.
Hij vloog naar mij toe als een adelaar,
koning van alle vogels;
hij vloog en landde naast mij,
en werd het gesproken woord.
Door zijn stem en vleugelslag schrok ik wakker
en ontwaakte uit mijn sluimertoestand.
Ik nam hem op en gaf hem een kus,
en begon hem te lezen.
Geheel in overeenstemming
met wat al in mijn hart geschreven stond
waren de woorden van deze brief.
Ik herinnerde me mijn afkomst,
ik wist weer wie ik was.
Ik herinnerde me de parel,
waarvoor ik naar Egypte was gestuurd,
en ik begon hem te bezweren,
de vreselijke, zwaar ademende slang.
Ik suste hem in slaap en deed hem wegzinken,
en de naam van mijn vader noemde ik over hem heen,
en de naam van mijn broeder noemde ik over hem heen,
en de naam van mijn moeder, de koningin van het Oosten.
En ik graaide de parel terug,
en keerde weerom naar het huis van mijn vader.
Hun smerige, vieze kleren kon ik eindelijk uittrekken,
en achterlaten in hun land.
En ik begaf me op weg, regelrecht
naar het licht van Thuis.
En mijn brief, mijn wekker,
vond ik voor me op mijn weg.
Met dezelfde stem waarmee hij me had doen ontwaken,
leidde hij me verder met zijn Licht.
Deze bewoner van het Paleis
scheen zijn Licht voor me op mijn weg
en met zijn stem en aanwijzingen
spoorde hij me aan om haast te maken;
en hij trok me voort met zijn liefde.
Ik liep door en kwam langs Sarbug;
ik liet Babel links liggen,
en ik kwam bij de grote Maisan,
de hemel van de kooplui,
bij de kust van de oceaan.
Mijn heldere mantel, die ik had uitgedaan,
en het gewaad zat erbij -
mijn ouders hadden ze naar mij opgestuurd
in handen van vertrouwelingen.
Ik wist niet meer hoe ik het dragen moest.
Ik was immers nog jong toen ik van huis weg ging.
Maar opeens, toen ik het weer ontving,
leek dit kledingstuk een spiegel te worden van mijzelf.
Ik zag er alles in,
en ontving alles erin,
want wij waren wel los van elkaar geweest,
maar toch altijd een gebleven.
En de schatbewaarders die mij de kledingstukken brachten
zagen het ook,
want het teken van mijn vader was zichtbaar op allebei:
het teken van hem die mij door mijn kleding
zijn vertrouwen en mijn rijkdom teruggaf.
Door de schitterende versiering op mijn mantel en gewaad heen
werkte het subtiele weten,
en ik zag dat het me wilde aanspreken.
Ik hoorde het geluid van de tonen
dat tegen me sprak:
"Ik groei door daden en handelingen,
ik ben opgegroeid voor hem voor mijn vader,
en ik kan zelf waarnemen
dat ik ben gegroeid door zijn werken."
En hij bewoog als mijn vader
en goot zich over me heen
en haastte zich opdat ik hem zou opnemen.
Liefde spoorde me aan om te rennen,
om hem tegemoet te komen en aan te nemen;
ik reikte naar hem en ontving hem.
Met de schoonheid van zijn kleuren bekleedde ik mezelf,
en sloeg dit gewaad van schitterende kleuren om me heen.
Gekleed in die kleuren ging ik naar de poort
waar ik me in alle nederigheid gereed maakte voor de begroeting.
Ik boog mijn hoofd en eerde de wijsheid van mijn ouders
die me op weg hadden gestuurd.
Mijn missie was volbracht,
en ook zij hadden hun woord gehouden.
De magie van Disney
Home
|
|